Mijn hoop op een nieuwe Amerikaanse revolutie - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > H4: Het begin van onze wereldwijde missie
 

- Hoofdstuk 4 - Het begin van onze wereldwijde missie -



4-8

Mijn hoop op een nieuwe Amerikaanse revolutie


De warme gastvrijheid waarmee ik aanvankelijk door de Amerikanen werd ontvangen begon te bekoelen, en veranderde zelfs in vijandigheid. Men vroeg zich af hoe een religieus leider van een onbelangrijk land als Korea, dat ternauwernood oorlog en honger had overleefd, de moed had om Amerikanen op te roepen tot berouw.

Het waren niet alleen de Amerikanen die zich tegen me verzetten. De oppositie van het communistische Japanse Rode Leger, een groepering verbonden met internationale communistische netwerken, was heel sterk. Hun leden werden zelfs gearresteerd door de Amerikaanse geheime dienst FBI, toen zij probeerden ons studiecentrum in Boston binnen te dringen, waar ik vaak verbleef. Er waren zo veel pogingen om mij schade te berokkenen, dat ik mijn kinderen niet zonder lijfwachten naar school kon laten gaan. Omdat ik voortdurend werd bedreigd, gaf ik mijn toespraken gedurende een bepaalde periode vanachter kogelvrij glas.

Ondanks deze oppositie konden de series toespraken van ‘de man met de spleetogen uit het Oosten’ op een groeiende belangstelling rekenen. Meer en meer mensen kregen interesse voor mijn boodschap, die geheel anders was dan wat zij gewend waren. De lezingen, die over de grondbeginselen van het universum handelden, en als doel hadden de geest van de Founding Fathers van Amerika te laten herleven, voelden als een frisse wind voor de Amerikanen, die in een hel van immoraliteit en onverschilligheid waren beland.

De Amerikaanse burgers beleefden door mijn lezingen een bewustzijnsrevolutie. Jonge mensen begonnen me te volgen, noemden me vader Moon of reverend Moon, knipten hun schouderlange haar kort en schoren hun baard af. Wanneer het uiterlijk verandert, verandert de geest mee. God kon de harten raken van de jonge mensen, waarvan velen zich daarvoor vooral met alcohol en drugs hadden bezig gehouden.

Mijn lezingen werden bijgewoond door jongeren met de meest uiteenlopende culturele en religieuze achtergronden. Als ik tijdens een lezing vroeg of er presbyterianen in de zaal aanwezig waren, dan staken velen hun hand op. Vroeg ik wie er katholiek was, dan gebeurde hetzelfde. Wanneer ik vervolgens vroeg wie er tot de ‘Southern Baptists’ behoorde, dan ging weer een groot aantal handen omhoog.

Ik vroeg deze jonge mensen waarom zij naar mij kwamen luisteren, en niet naar een preek in hun eigen kerk. Ik droeg hen op naar huis te gaan, om naar het Woord van God te luisteren in hun eigen gemeenschap. Maar zij antwoordden steevast en vol overtuiging dat zij reverend Moon wilden horen spreken.

Steeds meer mensen wilden mijn boodschap horen. Onder hen waren ook predikanten van presbyteriaanse kerken en baptistengemeenten. Deze voorgangers brachten de jongeren uit hun kerken mee. Na verloop van tijd groeide reverend Moon uit tot een icoon, dat model stond voor de bewustzijnsrevolutie binnen de Amerikaanse samenleving.

Ik leerde Amerikaanse jongeren hoe zij ontberingen konden verdragen. Ik bracht hen op niet mis te verstane wijze het principe bij, dat een mens eerst controle over zichzelf moet hebben, voor hij het universum kan regeren. Mijn onderricht gaf een nieuwe en krachtige vorm van inspiratie aan de jonge mensen van Amerika, die opgroeiden in een tijd van grote verwarring. Eensgezind riepen ze dat ze instemden met mijn boodschap van seksuele zuiverheid en sterke, liefhebbende gezinnen. Ze reageerden zo enthousiast op mijn woorden, dat ook ik begon te zweten van geestdrift.

Ik vroeg hen wie het kruis van het lijden wilde dragen, en zei: “Niemand wil de weg van het kruis gaan. Je hart wil misschien wel, maar je lichaam zegt nee. Soms zijn dingen aantrekkelijk voor het oog, maar destructief voor het hart. Vaak lijken dingen goed, maar als je naar hun innerlijke aard kijkt, blijken ze kwaad en destructief”.  

“Wanneer je jezelf betrapt op het najagen van dingen die alleen voor het oog prettig zijn, en je kunt jezelf er niet toe brengen om die weg los te laten, dan moet je jezelf streng tot de orde roepen. Wanneer je lichaam alleen dingen wil eten die de mond lekker vindt, dan moet je dit eigenwijze lichaam terechtwijzen, en het een halt toeroepen. Jonge mensen worden voortdurend aangetrokken door het andere geslacht, nietwaar? Ook op dit gebied moeten jullie sterk zijn, en deze drang beheersen. Wie zichzelf niet in de hand heeft, kan niets uitrichten in deze wereld. Je moet leven met de instelling dat wanneer jij faalt, de hele kosmos ineenstort”.  

Ik bracht hen het levensmotto bij waarnaar ik als jongeman had geleefd: ‘Voordat je het universum tracht te besturen, moet je eerst jezelf volledig kunnen beheersen. Amerika had grote rijkdom, maar was geobsedeerd geraakt door materieel genot. Ik stond daar midden in die materialistische cultuur, en sprak over zaken die de geest en het hart betroffen. Je kunt je geest niet waarnemen met je stoffelijke ogen, of aanraken met je handen. Toch is het duidelijk dat de geest ons leidt. Zonder onze geest zijn we niets. Ik sprak over ware liefde, liefde die van God uit gaat en die de geest moet aansturen. Ik zei dat we slechts dan van ware vrijheid kunnen genieten, als we op basis van liefde een helder beeld van onszelf hebben, en in staat zijn tot zelfcontrole.

Ik onderwees hen over de waarde van hard werken. Hard werken betekent niet lijden, maar scheppend bezig zijn. De reden dat mensen een leven lang hard kunnen werken en daarmee gelukkig zijn is, dat arbeid verbonden is met Gods wereld. De arbeid van mensen is niets anders dan het omvormen van wat God geschapen heeft; wij mensen herscheppen Gods schepping in steeds weer andere vormen. Met de instelling dat we iets maken om het als aandenken aan God te kunnen geven, kunnen we arbeid onmogelijk als iets negatiefs beschouwen. Veel Amerikaanse jongeren waren zo beïnvloed door de welvaart die de materialistische cultuur hen bood, dat de vreugde van hard werken hen onbekend was. Dus heb ik hen geleerd om de schoonheid te zien van hard werken, en hoe men er diepe vreugde aan kan beleven.

Ik heb hen ook geleerd om hun harten te openen voor de natuur. Veel jonge mensen zaten gevangen in de cultuur van immoraliteit van de grote steden, en waren verslaafd aan een egoïstische levensstijl. Dus sprak ik met hen over de waarde van de natuur. De natuur is ons door God gegeven. God spreekt tot ons door de natuur. Het is een grote zonde om de natuur te vernielen omwille van kortstondig plezier, of een onbeduidend bedrag aan geld. De natuur die wij vernietigen zal ons uiteindelijk als een boemerang weten te raken - in de vorm van vervuiling. Ook zal zij het leven voor onze nakomelingen moeilijker maken. We moeten naar de natuur terugkeren. We moeten goed luisteren naar wat zij ons te zeggen heeft. Ik legde de Amerikaanse jongeren uit dat  we Gods Woord kunnen horen wanneer we luisteren naar de boodschap van de natuur.

In september 1975 richtten we het ‘Unification Theological Seminary’ op  in Barrytown, New York. Het college van hoogleraren werd benoemd op interreligieuze basis. We hadden professoren die het Jodendom, het protestantisme, het katholicisme, de oosterse orthodoxie en de oosterse filosofie vertegenwoordigden. Vooral wanneer zij over hun eigen godsdienst doceerden, stelden de studenten hen zeer moeilijke vragen. De klassen werden vaak een forum van diepgaande discussie. Talentvolle jonge mensen behaalden hun master op onze hogeschool en gingen daarna naar Harvard, Yale of een andere prestigieuze universiteit voor hun doctorstitel. Inmiddels zijn zij uitgegroeid tot mensen die op wereldwijd niveau leiding kunnen geven aan de religieuze gemeenschap.



START | TERUG | VOLGENDE

.

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu