Het laatste vliegtuig naar Amerika - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > H4: Het begin van onze wereldwijde missie
 

- Hoofdstuk 4 - Het begin van onze wereldwijde missie -



4-6

Het laatste vliegtuig naar Amerika


Eind 1971 ging ik opnieuw naar de Verenigde Staten, waar meerdere dringende taken op me wachtten. Het was echter niet gemakkelijk om Amerika binnen te komen. Hoewel het niet mijn eerste reis naar de VS was, duurde het ongewoon lang voordat ik mijn visum kreeg. Sommige van onze leden adviseerden om mijn vertrek uit te stellen, maar daar voelde ik niets voor. Ik wist dat ik koste wat kost Korea op de vastgestelde datum moest verlaten. Ik besloot eerst naar Japan te reizen en daar een visum voor de VS aan te vragen. Ik had haast om uit Korea weg te komen.

Het was erg koud op de dag van mijn vertrek, maar desondanks waren er zo veel leden gekomen om mij uit te zwaaien, dat de vertrekhal van de luchthaven te klein was. Toen ik door de paspoortcontrole ging, ontdekte men dat er in mijn paspoort een belangrijk stempel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontbrak. Dit stempel was het bewijs dat de Koreaanse overheid mij toestemming gaf om het land te verlaten. Door dit oponthoud miste ik mijn vlucht.

De kerkleden die mijn vertrek hadden voorbereid, verontschuldigden zich uitvoerig en stelden voor dat ik naar huis zou gaan om daar te wachten. Intussen zouden zij contact opnemen met het hoofd van de afdeling en hem verzoeken, het stempel alsnog in mijn paspoort te zetten. Ik sloeg hun voorstel echter af. Ik zei dat ik op de luchthaven wilde wachten, en dat ze haast moesten maken met het verkrijgen van het stempel.

Ik voelde een grote urgentie in mijn hart. Het was zondag, en de afdelingschef zat niet achter zijn bureau. Maar ik kon me niet veroorloven om me over zulke dingen druk te maken. Tenslotte gingen onze leden naar het huis van het afdelingshoofd, en daar werd het benodigde stempel in mijn paspoort gezet. Zo kon ik nog net de laatste vlucht van die dag uit Korea nemen. Diezelfde nacht riep de regering de nationale noodtoestand uit, en voerde strenge beperkingen in voor privépersonen die naar het buitenland wilden reizen. Ik had op het nippertje de laatste vlucht naar Amerika gehaald, met Japan als tussenstop.  

In Japan vroeg ik een visum voor de VS aan, maar dat werd opnieuw geweigerd. Later ontdekte ik wat het probleem was. De Koreaanse overheid beschikte nog steeds over gegevens waaruit bleek, dat ik vlak voor Korea’s bevrijding was gearresteerd door de Japanse koloniale politie, waarbij ik ervan werd beschuldigd een communist te zijn. Het communisme was begin jaren zeventig wereldwijd aan een sterke opmars bezig. Rond 1975 hadden wij missionarissen naar 127 landen gestuurd, maar in vier communistische landen werd aan onze mensen direct de toegang geweigerd. Het verbreiden van Gods woord in communistische landen was toen  levensgevaarlijk. Ik gaf echter nooit op, en ging door met het uitzenden van zendelingen naar de Sovjet-Unie en andere landen achter het IJzeren Gordijn. Onze eerste missionaris in Tsjecho-Slowakije kwam daar in 1968 aan.

Omstreeks 1980 gaven we ons missiewerk in de landen achter het IJzeren Gordijn de naam ‘Mission Butterfly’ (vlinder). Een rups moet een lange en moeizame periode doorlopen voordat zij vleugels krijgt en een vlinder wordt. We vergeleken dit met het zware bestaan van onze leden, die in de communistische landen ondergronds missiewerk deden. Het is een moeilijk proces voor een vlinder om uit haar cocon te komen, maar wanneer zij eenmaal vleugels heeft, kan zij overal heen vliegen. We wisten dat onze missionarissen op dezelfde manier vleugels zouden krijgen, en in vrijheid overal heen zouden vliegen, zodra het communisme eenmaal zou verdwijnen.

Dr. Young Oon Kim, die begin 1959 als missionaris naar de VS was gegaan, maakte een rondreis langs de belangrijkste universiteiten van het land om er het Woord van God te brengen. Tijdens deze campagne ontmoette zij Peter Koch, een jonge Duitse student aan de universiteit van Berkeley, Californië. Deze jongeman besloot zijn studie op te geven en per schip naar Rotterdam te reizen, om in Duitsland te beginnen met het missiewerk voor onze kerk. De zendelingen naar Aziatische communistische landen zonden we uit vanuit Japan. Deze jonge mensen gingen naar plaatsen waar hun leven gevaar liep. Omdat hun vertrek in het grootste geheim plaats moest vinden, was het meestal niet eens mogelijk om een speciale gebedsdienst te houden voor zegen voor, en bescherming van hun missie.

Ik vond dit even erg, als toen ik Bong Choon Choi tijdens onze laatste bijeenkomst in het pijnboombos achter de Gabsa tempel had moeten overtuigen, om opnieuw te proberen via een smokkelweg Japan binnen te komen. Een ouder die moet toezien hoe zijn kind wordt gestraft, wil de straf veel liever zelf ondergaan.

Veel liever was ik daarom zelf als zendeling uitgegaan. Ik voelde intense pijn wanneer ik onze leden naar een omgeving stuurde, waar zij vanwege religieuze activiteiten zouden worden geschaduwd, en mogelijk geëxecuteerd. Zodra er weer een groep missionarissen was vertrokken, bracht ik de meeste tijd door in gebed. Vurig bidden was het beste wat ik kon doen, om hun levens te beschermen. Als zendeling in een communistisch land werken was zeer riskant. Onze leden wisten nooit wanneer de politie zou komen om hen te arresteren.

Mensen die naar communistische landen gingen, konden zelfs hun ouders niet vertellen waar zij heen gingen. De ouders waren heel goed op de hoogte van de gevaren in zulke landen. Zij zouden er nooit mee hebben ingestemd dat hun kinderen daarheen gingen. Een van hen was Günther Wurzer, die door de KGB werd ontdekt en het land werd uitgezet. In Roemenië, waar de dictatuur van Nicolae Ceausescu op zijn hoogtepunt was, werden onze missionarissen voortdurend achtervolgd door de geheime politie, en al hun telefoongesprekken werden afgeluisterd.

Het was alsof onze zendelingen in een leeuwenkuil waren beland. Het aantal missionarissen dat naar communistische landen ging, bleef echter stijgen. In 1973 vond in Tsjecho-Slowakije een tragisch voorval plaats, waarbij dertig leden van onze kerk in hechtenis werden genomen. Een van hen, Marie Zivna, overleed in gevangenschap, op de jeugdige leeftijd van vierentwintig jaar. Zij was de eerste martelares die omkwam terwijl zij Gods werk deed in mijn opdracht. Het jaar daarop stierf nog een missionaris in de gevangenis.

Telkens wanneer ik hoorde dat een van onze leden in de gevangenis was gestorven, verstijfde ik, en kon ik niet meer spreken of eten. Ik kon zelfs niet meer bidden. Ik staarde slechts roerloos voor me uit en was nergens toe in staat. Het was alsof mijn lichaam versteend was. Als deze jonge mensen mij nooit hadden ontmoet, of mijn leer nooit hadden gehoord, dan zouden ze niet in een koude en eenzame cel zijn beland, en niet op deze manier zijn gestorven. Toen zij hun leven gaven, deden zij dat in mijn plaats. Ik vroeg me af of mijn leven wel zo veel waard was, dat deze jonge mensen hun prille levens voor mij in de waagschaal moesten stellen. Hoe kan ik de verantwoordelijkheid dragen voor het zendingswerk in het communistische deel van de wereld, dat zij in mijn plaats doen? Ik was sprakeloos. Ik voelde intens verdriet, alsof men mij in oneindig diep en ijskoud water had gegooid.

Toen zag ik op een dag Marie Zivna voor me, in de gedaante van een  prachtige gele vlinder. De goudgele vlinder die uit de gevangenis in Tsjecho-Slowakije was ontsnapt, bewoog nu haar vleugels, alsof ze me zeggen wilde dat ik sterk en vastberaden moest zijn. Door haar missiewerk met gevaar voor eigen leven uit te voeren, was Marie werkelijk aan het moeizame bestaan als rups ontkomen, en een schitterende vlinder worden.

Zendelingen die in dergelijk extreme omstandigheden werkten, kregen dikwijls openbaringen door dromen en visioenen. Zij leefden geïsoleerd, en konden niet vrij met anderen communiceren. Daarom gaf God hen openbaringen om hen de weg te wijzen. Het gebeurde soms dat een missionaris, die was gaan liggen om even wat te rusten, een droom had waarin hem opgedragen werd: “Snel! Sta op en ga direct ergens anders heen!”. Hij deed dan wat hem in de droom gezegd werd, waarna hij ontdekte dat de geheime politie een inval had gedaan op de plaats waar hij even daarvoor nog had liggen slapen. In een ander geval had een van onze leden een droom, waarin een onbekende man hem advies gaf over de aanpak van zijn missie. Toen hij mij later voor het eerst persoonlijk ontmoette, riep hij uit: “U bent degene die ik in mijn droom gezien heb!”.

Ik heb mijn leven, en dat van onze leden, op het spel gezet, om het communisme omver te werpen en Gods koninkrijk op te bouwen. Toch wilden de VS mij geen visum geven, omdat zij me  ervan verdachten een communist te zijn, en dus een gevaar voor de natie. Uiteindelijk kreeg ik in Canada een visum voor Amerika, nadat ik bewijsstukken had overlegd, waaruit glashelder bleek dat ik een anticommunist in hart en nieren ben.

De voornaamste reden dat ik zo veel moeite deed om naar Amerika te gaan was, om tegen de duistere machten te vechten, die de morele achteruitgang in dit land hadden veroorzaakt. Ik had Korea verlaten om oorlog te voeren tegen de machten van het kwaad. Amerika kampte met ontzagwekkende problemen: het opkomende communisme vertroebelde de geest van de jonge mensen, drugsgebruik nam hand over hand toe, en vrije seks en andere vormen van immoraliteit zaagden aan de fundamenten van deze grote natie. Ik kwam naar Amerika als een brandweerman: de natie stond in brand, want het verterende vuur van losbandigheid en materialisme had de natie aangetast. Ook kwam ik als een dokter, want het land  verkeerde in een kritieke toestand. Zij moest genezen worden van de verschrikkelijke ziekte van decadentie en onverschilligheid, die Amerika in haar greep hield. Steeds meer Amerikanen hadden God uit het oog verloren.

Begin jaren zeventig was Amerika verwikkeld in de Vietnam-oorlog, waartegen veel activisten demonstreerden. Het land was ernstig verdeeld. Jonge mensen die naar de zin van het leven zochten, gingen experimenteren met alcohol, drugs en vrije seks, en verwaarloosden daarbij hun eeuwige geest. De orthodoxe religieuze stromingen, die de jeugd richting en begeleiding hadden moeten geven, hadden geen antwoord en boden geen houvast. Zij konden niet verhinderen dat jongeren doelloos bleven rondzwerven, en hun heil steeds meer zochten in een hedonistische cultuur van materialisme en immoraliteit.

Vrijwel direct na mijn aankomst in de Verenigde Staten begon ik aan een rondreis door het land, waarbij ik sprak over de thema’s ‘De Toekomst van het Christendom’ en ‘Gods Hoop voor Amerika’. Tegenover grote menigtes sprak ik over de zwakheden van de VS, zoals nog nooit iemand vóór mij had gedaan.

Ik verkondigde dat Amerika gesticht is op de fundering van de opofferende geest van de Puriteinen; dat de enige reden dat zij in slechts tweehonderd jaar de sterkste en machtigste natie ter wereld kon worden was, omdat zij Gods grenzeloze liefde en zegen ontving. Ik wees erop dat Amerika’s vrijheid van God komt, maar dat de Amerikanen God aan de kant hebben  geschoven. “Amerika heeft een prachtige traditie”, zei ik, “het enige wat moet gebeuren is dat deze traditie opnieuw tot leven gebracht wordt”. Amerika moest zich weer bewust worden van haar oorspronkelijke geest. Ik wilde het land redden van de ondergang, en het Amerikaanse volk oproepen om berouw te hebben, en naar God terug te keren.



START | TERUG | VOLGENDE

.

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu