Leer van de natuur door haar lief te hebben - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > Hoofdstuk 1: Voedsel is liefde
 

- Hoofdstuk 1 - Voedsel is liefde -



1-6

Leer van de natuur door haar lief te hebben


Het ligt in mijn aard, dat ik over alles wat mijn pad kruist het fijne wil weten. Ik kan niet oppervlakkig aan iets voorbij gaan. Zo kwam het weleens voor dat ik dacht: “Ik wil weten hoe die en die berg heet. Hoe zou het daarboven uitzien?” Ik wilde er zelf achter komen. Als kind beklom ik de bergen binnen een omtrek van zo’n acht kilometer rondom ons huis. Ik ging overal heen, nog verder dan de bergen. Daarom kon ik me een beeld vormen van wat zich daar boven afspeelde, wanneer ik in de verte een berg zag liggen, schitterend in het licht van de ochtendzon. Als ik dan zo naar die berg keek, voelde ik me getroost en vredevol van binnen. Ik had er zelfs een hekel aan om naar plekken te kijken die ik niet kende. Ik moest per se alles weten over wat ik zag, en over wat daar weer achter lag. Ging dat niet, dan bleef mijn hart zo rusteloos dat ik het bijna niet kon uithouden.

Wanneer ik de bergen introk, raakte ik alle bloemen en bomen aan die ik onderweg tegenkwam. Ik wilde de dingen niet alleen zien, ik moest ook alles voelen, ruiken en zelfs in mijn mond steken en erop kauwen.
Ik genoot zo van de geuren, het aanraken en de smaak, dat ik het niet erg had gevonden als iemand me had opgedragen om mijn neus in het kreupelhout te steken, en hem daar de hele dag te laten zitten. Ik was zo dol op de natuur dat ik, telkens wanneer ik naar buiten ging, de hele dag door de velden en de heuvels dwaalde, en totaal vergat dat ik ook weer naar huis moest. Wanneer mijn zussen de heuvels introkken om wilde groenten te verzamelen, liep ik voorop, en plukte de planten voor hen. Door deze ervaringen weet ik veel over de smaak en de voedingswaarde van allerlei soorten wilde groenten. Het is belangrijk om het juiste ritme te vinden, als je wilt genieten van de heerlijke smaak van de sseumbagwi (gewas van wilde bloemen, bij Koreanen geliefd om zijn wortels en bladeren). Je kon dit mengen met rode bonenpasta en in een kom kochujang bibimhap (pikante rijst met groenten en vlees) doen, wat fantastisch smaakte! Wanneer je sseumbagwi eet, moet je het in je mond steken, en vervolgens je adem een paar seconden inhouden. Zolang duurt het tot de bittere smaak verdwijnt, en plaats maakt voor een andere, veel mildere smaak.

Ik hield ervan in bomen te klimmen, en klom vaak in een reusachtige, tweehonderd jaar oude kastanje, die in onze tuin stond. Ik genoot van het uitzicht vanaf de bovenste takken. Ik kon zelfs verder kijken dan de rand van het dorp. Wanneer ik eenmaal boven in de boom zat, wilde ik niet meer naar beneden. Soms bleef ik daar tot laat in de avond zitten. Dan kwam de jongste van mijn oudere zussen naar buiten, en begon op hoge toon te vertellen hoe gevaarlijk het was wat ik deed, en dat ik meteen naar beneden moest komen.

“Yong-myung, kom toch naar beneden! Het is al laat, je moet binnenkomen en naar bed gaan.” ‘’Als ik slaap krijg, kan ik ook hier slapen”, antwoordde ik. Wat ze ook zei, ik bleef hoog boven in de kastanjeboom zitten. Tot zij tenslotte echt boos werd en schreeuwde: ‘’Hé, aap, nu kom je meteen uit die boom en vlug een beetje!”

Het kwam misschien doordat ik in het jaar van de aap (Chinees sterrenbeeld) ben geboren, dat ik zo graag in bomen klom. Wanneer de kastanjebolsters in bosjes aan de takken hingen, pakte ik een afgebroken tak, en sloeg ze daarmee al springend van de takken. Ik denk met veel plezier aan die tijd terug. Ik heb medelijden met de kinderen van nu, die niet op het platteland opgroeien, en dit plezier moeten missen.

Ik was ook erg nieuwsgierig naar de vogels die over vlogen. Soms zag ik prachtige exemplaren. Ik probeerde zoveel mogelijk over ze te weten te komen, waarbij mijn aandacht speciaal uitging naar het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. We hadden nog geen boeken over de verschillende boomsoorten, struiken en vogels, zodat ik alles zelf moest onderzoeken. Ik sloeg vaak een maaltijd over wanneer ik in de bergen op zoek was naar plaatsen waar trekvogels neerstreken.

Op een keer klom ik een week lang iedere ochtend en avond in een boom, om een eksternest te observeren. Ik wilde zien hoe een ekster haar eitjes legt. Uiteindelijk kon ik meemaken hoe dat gebeurt, en ik raakte bevriend met de vogel. De eerste paar keer liet de ekster een luid gekrijs horen, en maakte veel tamtam toen ze me zag aankomen. Maar later kon ik heel dichtbij komen, terwijl ze rustig bleef zitten.

Ook de insecten in dat gebied waren mijn vrienden. Ieder jaar tsjirpte in de nazomer een cicade met heldere tonen op de bovenste takken van een kakiboom, die vlak voor mijn slaapkamerraam stond. Elke zomer was ik weer dankbaar wanneer het luide en irritante geluid van een ander soort cicade, dat de hele zomer te horen was, plotseling ophield, en plaats maakte voor de cicade met de heldere tonen. Zijn lied vertelde me dat het natte zomerseizoen snel voorbij zou zijn, en dat de koele herfst in aantocht was.

Hun geluid klonk ongeveer als: ‘Suluk-sulululululu!’ Telkens wanneer ik de cicade met de heldere tonen zo hoorde tsjirpen, keek ik omhoog naar de kakiboom en dacht: “Natuurlijk moet hij op een hoge plek zitten wanneer hij tsjirpt, zodat het hele dorp hem kan horen. De mensen worden blij van zijn lied! Zou hij zich verstoppen, dan zou niemand hem kunnen horen”.

Ik besefte al gauw dat zowel de zomercicaden als de cicaden met de heldere tonen liefdesliedjes tsjirpten. Wanneer zij ‘mem-mem-mem’ of ‘suluk-sulu’ lieten horen, was dat om de aandacht te trekken van het andere geslacht. Nadat ik dat eenmaal begreep, moest ik elke keer lachen wanneer een insect begon te tsjirpen. “Oh, jij bent zeker op zoek naar liefde? Ga maar door met  tsjirpen, en vind maar een goede partner!” Geleidelijk aan leerde ik goede maatjes te worden met alles wat leeft in de natuur. Ik begon zelfs relaties van hart tot hart te ontwikkelen met al die wonderlijke wezens.

De Gele Zee lag op slechts vier kilometer afstand van ons huis. Dat was zo dichtbij, dat ik haar gemakkelijk kon zien liggen vanaf elk hoger gelegen punt in de buurt. Langs het pad dat naar zee leidde lagen enkele vijvers, die met elkaar verbonden waren door een beek. Ik probeerde paling en modderkreeft te vangen, door gaten te graven aan de oevers van deze vijvers, die naar troebel water stonken. Ik woelde her en der in het water, op zoek naar waterdieren. Zo kwam ik erachter waar de verschillende soorten leefden. Palingen laten zich van nature niet graag zien, daarom verbergen zij hun lange lijven in holen van krabben en dergelijke. Dikwijls pasten hun lijven niet helemaal in die holen, en staken hun staarten naar buiten. Zo kon ik ze gemakkelijk bij de staart pakken en uit hun hol trekken. Als we thuis bezoek hadden en de gasten trek hadden in gestoomde paling, dan draaide ik mijn hand er niet voor om om die vijf kilometer heen en weer naar de vijver te lopen, en een vijftal palingen mee te brengen. Tijdens de zomervakanties ving ik vaak meer dan veertig palingen per dag.

Maar er was één karweitje waar ik niet van hield. Dat was het voeren van de koe. Wanneer mijn vader me vroeg om de koe te voeren, nam ik haar mee naar een wei in het naburige dorp, waar ik haar vastbond om te grazen. Daarna ging ik er van door. Na een poosje begon ik me echter zorgen te maken. Wanneer ik omkeek, stond de koe nog altijd op dezelfde plek. Ze bleef er een halve dag staan loeien, en wachten op iemand die haar wat te eten zou brengen. Bij het horen van het geloei in de verte kreeg ik toch medelijden en dacht: “Die koe, wat moet ik toch met haar?”  

Men kan zich misschien voorstellen hoe ik me voelde, wanneer ik het geloei van de koe negeerde. Maar wanneer ik haar ‘s avonds terugbracht was zij niet boos, en ook probeerde ze me niet met haar hoorns te steken. De koe leek eerder blij te zijn omdat ze me terugzag. Zo ging ik beseffen dat een mens – wil hij  een bepaald levensdoel bereiken – het beste de instelling van een koe kan hebben: geduldig afwachten tot het juiste moment daar is, dan zal er iets goeds gebeuren.

We hadden thuis een hond waar ik erg op gesteld was. Hij was zo slim dat hij me na school tegemoet kwam rennen om me te verwelkomen, zelfs wanneer ik nog een flink eind uit de buurt was. Zodra hij me zag, was hij zichtbaar opgetogen. Ik aaide hem altijd met mijn rechterhand. Wanneer hij links van me liep, ging hij achterlangs naar mijn rechterkant, wreef zijn kop tegen me aan en bedelde om geaaid te worden. Dan streelde ik hem met mijn rechterhand over zijn kop en rug. Als ik dat een keer niet deed, jankte hij, en liep wild rondjes om me heen, terwijl ik voortliep. “Jij  boef!” zei ik dan, “Jij weet wel wat liefde is, hè? Hou je van liefde?”

Dieren weten wat liefde is. Heeft u ooit een moederkloek gezien die zit te broeden tot de eieren uitkomen? De moederkip houdt alles in de gaten, en trappelt met haar poten op de grond om indringers weg te jagen. Ik ging het kippenhok in en uit, hoewel ik wist dat ik de kip hiermee kwaad maakte. Zodra ik de kippenren binnenging, strekte de broedende kloek haar nek dreigend uit in mijn richting. Maar in plaats van terug te wijken, nam ik ook een dreigende pose aan naar de kip toe. Nadat ik een paar keer zo de ren was ingegaan, deed de kloek alsof ze me niet zag. Ondertussen stak ze wel haar veren op, en zette haar klauwen op scherp. Ze wilde me aanvliegen, maar ze kon zich niet bewegen vanwege de eieren. Ze zat daar in angst. Ik kwam dichterbij en raakte haar veren aan, maar ze verroerde zich niet.

Was er iemand gekomen die haar alle veren uit het lijf wilde plukken, dan zou ze toch vastbesloten op haar eieren zijn blijven zitten, tot na het uitbroeden. Een moederkloek is door liefde heel sterk aan haar eieren gehecht, en straalt hierdoor een grote autoriteit uit. Deze weerhoudt zelfs de haan ervan om te doen waar hij zin in heeft. De moederkip lijkt met haar houding te zeggen: ”Wie je ook bent, deze eieren kun je maar beter met rust laten”.

Ook wanneer een zeug geboorte geeft aan een worp biggetjes, is dat een demonstratie van liefde. Ik observeerde eens nauwgezet een zeug, om te zien hoe zij zou bevallen van haar jongen. Bij de geboorte geeft de zeug met een luid geknor een stoot, en er komt een biggetje ter wereld. Dan knort ze opnieuw, en een tweede jong komt naar buiten. Bij katten en honden gaat het ook zo. Mee mogen maken hoe deze babydieren, met hun nog ongeopende oogjes, geboren worden, maakte me heel blij. Ik moest er bijna van lachen, zo vrolijk werd ik van dit jonge leven.

Anderzijds had ik veel verdriet, wanneer ik een dier zag sterven. Even buiten het dorp was een slachthuis. Zodra een koe het slachthuis binnenging, dook er een slachter op uit het niets, en sloeg de koe met een ijzeren hamer, zo groot als een onderarm. Hierop viel de koe neer. Vervolgens werd de huid verwijderd en werden de poten afgesneden. Het leven klampte zich zo wanhopig vast, dat de overblijvende stompen nog natrilden, nadat de poten al waren afgesneden. Onwillekeurig kwamen de tranen in me omhoog, en begon ik luid te huilen.

Van kinds af aan had ik een bepaalde eigenheid over me. Ik wist dingen waarvan anderen geen besef hadden, en het leek alsof ik paranormaal begaafd was. Wanneer ik zei dat het ging regenen, dan gebeurde dat ook. Soms zat ik thuis en zei: “Die en die oude heer in het dorp hier verderop voelt zich niet zo goed vandaag”, en dat klopte dan altijd.

Vanaf mijn achtste kreeg ik ook bekendheid als iemand die huwelijkskandidaten bij elkaar kan brengen. Ik had voldoende aan een foto van de aanstaande bruid en bruidegom, om alles over hen te kunnen vertellen. Als ik zei: “Dit is een slecht huwelijk”, maar zij gingen hun eigen weg en trouwden toch, dan volgde er vroeg of laat altijd een scheiding. Dit doe ik nog steeds, zelfs op de hoge leeftijd van negentig jaar. Ik kan veel over een persoon vertellen, ook als ik slechts zie hoe hij zit of lacht.

Als ik me concentreerde, kon ik precies zeggen wat mijn oudere zussen aan het doen waren, op ieder willekeurig moment van de dag. Hoewel zij veel van me hielden waren ze ook bang voor me, omdat ze voelden dat ik al hun geheimen kende.

Het lijkt misschien alsof ik over een ongelooflijke paranormale kracht beschik, maar zo verbazingwekkend en bijzonder is dit helemaal niet. Zelfs de mieren, schepselen waarvan we geen hoge dunk hebben, kunnen voorspellen wanneer het regenseizoen komt, en zoeken plaatsen op waar zij droog zullen blijven. Mensen die verbonden zijn met de natuur, kunnen doorgaans vertellen wat er op hen afkomt. Zo ingewikkeld is dat niet.

Wie een eksternest goed bestudeert, weet al uit welke richting de wind gaat waaien. Een ekster maakt de ingang van zijn nest immers aan de kant die van de wind afgekeerd is. Hij neemt takjes in zijn bek, en vlecht ze op een complexe manier samen. Daarna neemt hij modder in zijn bek, en bepleistert daarmee de boven- en onderkant van het nest, zodat de regen niet naar binnen kan. Hij schikt de uiteinden van de takken zo, dat ze allemaal in dezelfde richting liggen. Dit zorgt ervoor dat het water, net als bij een dakgoot, naar één bepaalde plaats stroomt. Als zelfs eksters dit soort wijsheid hebben, die hen helpt te overleven, is het dan niet vanzelfsprekend dat ook mensen over zulke kwaliteiten beschikken?

Als ik vroeger met mijn vader op een veemarkt was, zei ik weleens: “Vader, koop deze koe maar niet. Een goede koe moet er mooi uitzien ter hoogte van de nek, en ze moet stevige voorhoeven hebben. Ook moet zij een stevig achterwerk en een sterke rug hebben. Bij deze koe is dat niet het geval. Deze koe aanschaffen zou een miskoop zijn”. Zonder uitzondering bleek dit dan een koe waarmee de eigenaar bleef zitten. Mijn vader vroeg: “Hoe weet jij dat allemaal?” en ik antwoordde: ”Ik wist het al toen ik nog bij mijn moeder in de buik zat!”. Dat meende ik natuurlijk niet echt, maar als je van koeien houdt kun je veel over ze vertellen.

De grootste kracht in de wereld is liefde. En wat de meeste schrik aanjaagt, is een geest en lichaam in totale eenheid. Indien je tot rust komt en je geest concentreert, dan vind je diep van binnen een plek waar je geest zich kan vestigen. Hier moet je je geest naartoe leiden. Wanneer je je geest daarheen hebt gebracht en gaat slapen, dan zul je bij het ontwaken extreem gevoelig en ontvankelijk zijn. Dat is het moment waarop je alle niet-significante gedachten moet buitensluiten, en je bewustzijn moet focussen. Op dat moment ben je in staat om met alles te communiceren.

Wie het niet gelooft, mag het hier ter plekke uitproberen. Elke levensvorm in het universum is op zoek naar een verbinding met datgene, waardoor hij de meeste liefde ervaart. Als je dus iets in bezit hebt waarvan je niet echt houdt, dan is dit bezit niet rechtmatig, en zul je het moeten opgeven.



START | TERUG | VOLGENDE

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu