Een duidelijke wegwijzer voor mijn leven - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > Hoofdstuk 1: Voedsel is liefde
 

- Hoofdstuk 1 - Voedsel is liefde -



1-4

Een duidelijke wegwijzer voor mijn leven


De Moon-stam kwam oorspronkelijk uit het stadje Nampyeong, vlakbij Naju, in de provincie Cholla, dat ongeveer driehonderdtwintig kilometer  ten zuiden van Seoel ligt, in het zuidwestelijke deel van het land. Mijn betovergrootvader Seong-hak Moon had drie zonen. De jongste van hen was mijn overgrootvader  Jeong-heul Moon, die ook drie zonen had: Chi-guk, Shin-guk en Yun-guk. Mijn grootvader Chi -guk Moon was de oudste.

Grootvader Chi-guk Moon was analfabeet, daar hij noch een moderne lagere school, noch de traditionele dorpsschool had bezocht. Zijn concentratievermogen was echter zo sterk, dat hij de volledige tekst van de Koreaanse vertaling van de Sam Kuk Zhi (een populaire, klassieke roman over drie koninkrijken in de Chinese geschiedenis) uit zijn hoofd kon voordragen, ook al had hij de tekst slechts eenmaal gehoord. Dit kon hij niet alleen met de Sam Kuk Zhi. Wanneer hij iemand een interessant verhaal hoorde vertellen, was hij in staat om het met exact dezelfde woorden na te vertellen. Hij kon zich alles herinneren wat hij één keer gehoord had. Mijn vader leek in dit opzicht op hem. Hij was in staat om alle christelijke hymnen uit het liedboek, dat uit meer dan honderd pagina’s bestond, uit het hoofd te zingen.

Grootvader leefde trouw naar de laatste woorden van zijn vader, die verlangde dat zijn kinderen zouden leven in een geest van geven. Het familievermogen kon hij echter niet behouden. Dat kwam door zijn jongste broer, Yoon-guk Moon, mijn oudoom, die, met het familiebezit als onderpand, geld leende dat hij helaas geheel kwijtraakte. Door dit voorval beleefde de familie enkele zeer zware jaren. Mijn grootvader en mijn vader spraken echter geen kwaad woord over oudoom Yoon-guk. Dit kwam omdat zij wisten dat hij het geld niet verloren had met gokken of iets dergelijks. In plaats daarvan had hij het gestuurd naar de voorlopige regering van de Republiek Korea, die in die tijd in Sjanghai zetelde. In die dagen was zeventigduizend won heel veel geld, en dit was het bedrag dat mijn oudoom aan de onafhankelijkheidsbeweging had gedoneerd.

Oudoom Yoon-guk, die dominee was en was afgestudeerd aan de predikantenopleiding van Pyongyang, was een intellectueel die vloeiend Engels sprak, en zich ook had bekwaamd in Chinese studies. Als verantwoordelijk pastor bediende hij drie kerken, waaronder de Deok Heung kerk in Deok Eon Myeon. Hij werkte mee aan het opstellen van een ontwerp van de onafhankelijkheidsverklaring van 1919, samen met Nam Seon Choe.

Toen echter vast kwam te staan, dat drie van de zestien christelijke leiders onder de ondertekenaars banden hadden met de Deok Heung kerk, liet mijn oudoom zijn naam van de lijst schrappen. Seung-hung Lee, een van de overgebleven ondertekenaars die nog met mijn oudoom had samengewerkt bij de stichting van de Osan school, vroeg oudoom Yoon-guk al zijn zaken te behartigen, mocht de onafhankelijkheidsbeweging mislukken en hij in handen vallen van de koloniale autoriteiten, en dit niet overleven.

Bij zijn terugkeer in ons geboortedorp, liet oudoom Yoon-guk duizenden Koreaanse vlaggen drukken en deelde die uit aan de mensen die de straten vulden, om steun te betuigen aan de Koreaanse onafhankelijkheid. Hij werd op 8 maart gevangen genomen, toen hij een demonstratie leidde op de heuvel achter het bestuursgebouw van Aipo Myeon. De betoging voor steun aan de onafhankelijkheid werd bijgewoond door het hoofd van de faculteit, zo’n tweeduizend studententen van de school in Osan, zo’n drieduizend christenen en ongeveer vier duizend bewoners van de streek. Hij kreeg twee jaar gevangenisstraf en kwam terecht in de gevangenis van Euiju. Het jaar daarop werd hij echter vrijgelaten, als onderdeel van een speciaal pardon.

Zelfs na zijn vrijlating kon hij, als gevolg van de strenge vervolging door de Japanse politie, niet lang op dezelfde plaats blijven, en daarom had hij nooit een vaste verblijfplaats. Hij droeg een groot litteken op de plek waar de Japanse politie hem tijdens folteringen met een bamboespeer gestoken, en een stuk van zijn vlees uitgesneden had. Ook zijn benen en zij waren doorboord, maar naar eigen zeggen had hij nooit iets toegegeven. Toen de Japanners merkten dat ze hem niet konden breken, boden zij hem de positie van districtleider aan, op voorwaarde dat hij zou beloven zijn deelname aan de onafhankelijkheidsbeweging te staken. Als antwoord wierp hij de Japanners met luide stem tegen: ”Denken jullie echt dat ik een positie ga aannemen, en ga samenwerken met een stel dieven zoals jullie?”

Toen ik een jaar of acht was, logeerde oudoom Yoon-guk korte tijd bij ons thuis. Enkele leden van het Koreaanse onafhankelijkheidsleger kwamen bij hem op bezoek. Zij hadden weinig geld en kwamen ’s nachts, tijdens zware sneeuwval, te voet naar ons huis. Mijn vader deed ons kinderen een extra deken over onze hoofdjes, zodat we niet wakker zouden worden. Ik was echter klaarwakker, en lag met mijn  ogen wijd open onder de deken, terwijl ik probeerde om het  gesprek van de volwassenen zo goed mogelijk op te vangen. Hoewel het al laat was, slachtte mijn moeder een kip, en kookte er noedels bij voor de onafhankelijkheidsstrijders.

Zelfs nu kan ik de woorden van oudoom Yoon-guk niet vergeten, woorden die hij sprak terwijl ik als kleine jongen in bed lag te luisteren, en van opwinding bijna niet durfde ademen. Hij zei: “Zelfs als je sterft zul je gezegend worden, mits je je leven geeft voor de toekomst van je land!”. Hij ging verder: “Op dit moment zien we alleen maar duisternis voor ons, maar de stralende nieuwe morgen zal niet lang meer op zich laten wachten!” Door de folteringen was hij beperkt in zijn bewegen, maar hij had een stem als een klok.

Ik herinner me ook dat ik bij mezelf dacht: “Waarom moest zo’n geweldig mens als oudoom Yoon-guk naar de gevangenis? Waren wij maar sterker dan Japan, dan zou dit niet zijn gebeurd.”

Oudoom Yoon-guk bleef door het land trekken, het was de enige manier om aan de Japanse politie, die hem op de hielen zat, te ontkomen. Pas in 1966, toen ik in Seoel was, ving ik weer wat nieuws over hem op. Oudoom was in een droom aan een van mijn jongere neven verschenen, en had hem gezegd: ”Ik ben begraven in Jeongseon, in de provincie Kangwon”. We gingen naar de plek die hij in de droom had opgegeven, en ontdekten dat hij  negen jaar daarvoor was gestorven. We vonden een grafheuvel, begroeid met onkruid. Ik heb zijn stoffelijk overschot herbegraven in Paju, in de provincie Kyeonggi, vlakbij Seoel.

In de jaren die volgden op de Koreaanse bevrijding van Japan in 1945, werden christelijke geestelijken en onafhankelijkheidsstrijders door de Noord-Koreaanse communisten lukraak ter dood gebracht. Oudoom Yoon-guk, erop beducht dat zijn aanwezigheid zijn familie in gevaar kon brengen, vluchtte voor de communisten. Hij stak de 38ste breedtegraad over in zuidelijke richting, en vestigde zich in Jeongseon. Niemand van de familie wist hier van. Hij woonde in een afgelegen bergdal, en voorzag in zijn levensonderhoud door de verkoop van kalligrafiepenselen. Later hoorden we dat hij een traditionele dorpsschool had opgericht, waar hij de Chinese klassieken onderwees.

Volgens enkele van zijn vroegere studenten had mijn oudoom een bijzondere hobby, namelijk het schrijven van gedichten in het Chinees. Zijn studenten schreven die over, en er zijn er ongeveer honderddertig  bewaard gebleven, waaronder het volgende:



NOORD-ZUID VREDE            

Tien jaren zijn voorbijgegaan
Sinds ik mijn thuis verliet
En naar het Zuiden kwam.
De stroom der tijd maakte mijn haar vroeg wit.
Ik wil graag terugkeren naar het Noorden,
Maar hoe kan ik?
Wat als een kort oponthoud was bedoeld,
Werd een langdurig verblijf.
Terwijl ik mijn zomerkleed van hennep
Met lange mouwen draag,
Wuif ik mij koelte toe met een zijden waaier,
En overweeg ik wat de herfst brengen zal.
Vrede tussen Noord en Zuid komt dichterbij,
Kinderen die wachten onder de dakrand,
Maak je maar geen grote zorgen!

Hoewel hij gescheiden van zijn familie in Jeongseon leefde, in een gebied dat in alle opzichten vreemd voor hem was, was oudoom Yoon-guk vol zorgen over zijn land. Hij liet ook het volgende poëtische vers na:


Wanneer je in het begin een doel formuleert,          
verplicht jezelf dan, de lat hoog te leggen.
Sta jezelf onder geen voorwaarde,
ook maar het geringste privéverlangen toe.

De bijdragen van mijn oudoom aan de onafhankelijkheidsbeweging werden in 1977 postuum erkend door de regering van Zuid-Korea. Hij ontving hierbij postuum een eervolle presidentiële onderscheiding, en in 1990 ook de ‘Orde van Verdienste voor de Grondlegging der Natie’. Zelfs nu draag ik zijn gedichten nog af en toe voor. Ze zijn doordrongen van zijn onwankelbare trouw aan en liefde voor zijn land. Trouw en liefde die hij bleef koesteren, ook in tijden van extreme tegenspoed.

Ik denk, nu ik zelf op leeftijd ben gekomen, steeds vaker terug aan oudoom Yoon-guk. Ieder stukje van zijn poëzie waarin hij zijn zorgen uit om zijn vaderland, raakt me diep. Ik heb mijn volgelingen het lied Daehan Jiri Ga (lied  over de geografie van Korea) geleerd, waarvan de tekst ook van de hand van mijn oudoom Yoon-guk is. Ik zing het lied graag samen met onze leden. Het voert ons mee van de berg Baektu tot de berg Halla. Wanneer ik het zing, voelt de last van mijn zorgen minder zwaar.


LIED OVER DE GEOGRAFIE VAN KOREA

Het Koreaanse schiereiland in het Oosten,
Gelegen tussen drie landen.
In het Noorden de wijde vlakten van Mantsjoerije,
In het Oosten de diepe en blauwe Oostzee,
In het Zuiden, een zee met vele eilanden,
In het Westen, de diepe Gele Zee.
Voedsel in de zeeën aan drie zijden,
Onze schatkamer met alle soorten vissen.

De machtige berg Paektu ligt in het Noorden,
En voorziet de rivieren Amnok en Tumen van water.
Zij stromen in de zeeën ten oosten en ten westen,
En markeren een duidelijke grens met het Sovjetrijk.
De berg Kumgang schittert in het midden,
Een reservaat voor de wereld, de trots van Korea.
De berg Halla rijst uit boven de blauwe Zuidzee,
Als een baken voor de vissers op zee.

Vier vlakten van Dae-dong, Hangang, Geumgang en Jeongju
Geven ons volk voedsel en kleding.
Vier mijnen van Woonsan, Soonan, Gaecheon en Jaeryung
Geven ons de schatten van de aarde.
Vier steden, Gyeongseong, Pyongyang, Daegu en Gaeseong, Stralen over het land
Vier havens, Busan, Wonsan, Mokpo en Incheon,
Verwelkomen buitenlandse schepen.
Spoorwegen breiden zich uit vanuit Gyeongseong en
Verbinden de twee hoofdlijnen Gyeong-Eui en Gyeong-Bu.
De vertakkingen Kyung-Won en Honam
Lopen naar het Noorden en het Zuiden,
Zo bestrijken ze het hele schiereiland.

Onze steden getuigen van onze geschiedenis.
Pyongyang, 2000 jaar oude stad van Dangun,
Kaesung, hoofdstad van Koryo,
Kyungsung, 500 jaar oude hoofdstad van Chosun,
Kyungju, 2000 jaar schitterde Shilla-cultuur,
Oorsprong van Pak Hyukkosai,
Buyo, historische hoofdstad van Paekche,
In de provincie Chungcheong.

Zonen van Korea, pioniers van de toekomst,
De golven der beschaving slaan op onze kusten.
Komt uit de heuvels en rukt krachtig op
Naar de wereld van de toekomst!



START | TERUG | VOLGENDE

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu