Als een gloeiende vuurbal - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > H2: Mijn hart is als een rivier van tranen
 

- Hoofdstuk 2 - Mijn hart is als een rivier van tranen -



2-5

Als een gloeiende vuurbal


Nadat ik in 1942 mijn diploma had behaald aan het Kyeongsong Instituut in Seoel, ging ik naar Japan voor verdere studie. De reden dat ik daarheen ging was omdat ik voelde dat exacte kennis over Japan belangrijk was voor het slagen van mijn missie. In de trein naar de havenstad Busan voelde ik een diepe droefheid opkomen. Ik bedekte mijn gezicht met mijn jas en huilde intens. Mijn gezicht was rood en opgezwollen. Ik was overmand door verdriet omdat ik mijn land, dat zo te lijden had onder het Japanse koloniale juk, moest verlaten. Met betraande ogen keek ik naar buiten. Ik zag hoe ook de heuvels en rivieren weenden, en dat zij nog meer verbitterd waren dan ik. Ik zag hoe de tranen uit het gras en de bomen stroomden. Bij het gewaar worden van dit visioen, zei ik: “Ik beloof jullie, heuvels en rivieren van mijn vaderland, dat ik op een dag terug zal keren, en dat ik jullie dan de bevrijding van mijn land breng. Huil dus maar niet meer, maar wacht op mij”.

Op 1 april 1942, om twee uur in de ochtend, ging ik aan boord van de veerboot die me van Busan naar het Japanse Shimonoseki zou brengen. Er waaide een sterke wind, maar ik was niet van plan om het dek te verlaten. Ik bleef er tot de volgende ochtend. Naarmate het schip meer op stoom kwam, zag ik de lichten van Busan steeds kleiner worden. Aangekomen in Tokio, ging ik naar het Waseda Koutou Kougakko-instituut voor hoger technisch onderwijs, verbonden met de Waseda universiteit, en schreef me in voor elektrotechniek. Ik koos heel bewust voor een technische studierichting, omdat het naar mijn idee niet mogelijk was een nieuwe religieuze filosofie te vestigen, zonder grondige kennis van de moderne techniek.

De onzichtbare wereld van de wiskunde heeft veel gemeen met religie. Om iets groots tot stand te brengen, moet men uitblinken op het gebied van analyse en redeneerkunst. Ik was goed in wiskunde, wat misschien te maken heeft met het feit dat ik een groot hoofd heb. Ik loste vrij gemakkelijk wiskundige vraagstukken op, die voor anderen moeilijk waren. Vanwege mijn hoofdomvang kon ik bijna geen passende hoeden vinden, en ik moest ze op maat laten maken. Misschien hangt de omvang van mijn hoofd ook samen met mijn vermogen om me ergens op te concentreren, en om kwesties, waar anderen jaren over doen, in relatief korte tijd op te lossen.

Tijdens mijn studie in Japan bestookte ik de leraren met vragen, zoals ik eerder ook in Korea had gedaan. Wanneer ik eenmaal begon met het stellen van vragen, hield ik niet meer op. Ik had al gauw een reputatie, en sommige leraren probeerden me te negeren wanneer ik vroeg: “Maar hoe denkt u hierover?” Wanneer ik ook maar de geringste twijfel over iets had, moest ik het tot op de bodem uitzoeken. Eerder was ik niet tevreden en had ik geen rust. Het was niet mijn bedoeling om mijn leraren in verlegenheid te brengen. Mijn motivatie was zuiver: ik had de stellige overtuiging dat ik bij het bestuderen van welk onderwerp dan ook, tot op de bodem moest gaan. Zo groot was altijd al mijn verlangen naar waarheid.  

Op mijn bureau in het kosthuis lagen altijd drie Bijbels geopend naast elkaar: één in het Koreaans, één het Japans en een in het Engels. Ik las dezelfde passages steeds in deze drie talen. Bij het lezen onderstreepte ik de verzen, en door mijn vele aantekeningen in de kantlijn waren de  bladzijden van mijn Bijbels zo zwart van de inkt, dat ze nog maar moeilijk te lezen waren.

Kort na aanvang van het nieuwe studiejaar woonde ik een bijeenkomst bij van de vereniging van Koreaanse studenten, die gehouden werd ter verwelkoming van alle nieuwelingen. Met veel passie zong ik een lied uit mijn geboorteland, waarbij mijn liefde voor mijn vaderland voor iedereen duidelijk werd. De Japanse politie hield toezicht. In die dagen werd van Koreanen verwacht dat zij assimileerden in de Japanse cultuur, maar eigenzinnig als ik was, zong ik dit Koreaanse lied met liefde en trots. Duk Mun Eom, die dat jaar begonnen was met zijn studie architectuur, was diep geraakt, en we werden vrienden voor het leven.

In die periode hadden Koreaanse studenten, die voor uiteenlopende studierichtingen waren ingeschreven in Tokio en omgeving, een ondergrondse onafhankelijkheidsbeweging opgericht. Dit was een natuurlijk gevolg van het feit dat ons vaderland er onder het Japanse koloniale regime zeer slecht aan toe was.

De beweging groeide, als reactie op wat de Japanners de ‘Grote Oost Aziatische Oorlog’ noemden (1937–1945). Naarmate de oorlog in hevigheid toenam, begon de regering in Tokio Koreaanse studenten te ronselen als ‘student soldaten’ en hen naar het front te sturen. Het werk van de ondergrondse onafhankelijkheidsbeweging kwam als gevolg van de Japanse maatregelen in een stroomversnelling. We hadden lange debatten over wat er met de Japanse keizer Hirohito moest gebeuren. Ik meldde me voor een belangrijke positie in deze beweging. Bij mijn werk hoorde ook dat ik nauw samenwerkte met de voorlopige regering van de republiek Korea in Sjanghai, onder leiding van Kim Gu. Mijn verantwoordelijkheden op deze positie hadden me mijn leven kunnen kosten. Ik aarzelde echter niet, omdat ik wist dat, als ik zou moeten sterven, het voor een uiterst nobele zaak zou zijn.  

Naast de Waseda Universiteit stond een politiebureau. De Japanse politie kreeg lucht van mijn activiteiten, en begon me scherp in de gaten te houden. De politie was altijd op de hoogte van mijn reisplannen tijdens vakanties. Men wist precies wanneer mijn schip naar Korea zou vertrekken, en ik werd gevolgd tot op de kade. Men wilde er zeker van zijn dat ik ook daadwerkelijk vertrok. Ik werd zo vaak opgepakt, dat ik me het aantal keren niet meer kan herinneren. De Japanse agenten sloegen me, martelden me, en stopten me in een cel. Maar zelfs onder de zwaarste folteringen weigerde ik hen de informatie te geven waarnaar ze op zoek waren.

Hoe meer ze me sloegen, des te meer moed verzamelde ik. Op een dag was ik op de Yotsugawa brug in gevecht met de politie die me achterna zat. Ik rukte een stuk van de brugleuning los, en gebruikte het als wapen in het gevecht. In die dagen was ik als een gloeiende vuurbal.



START | TERUG | VOLGENDE

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu