'Vergiet tranen voor de wereld, niet voor mij' - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > H4: Het begin van onze wereldwijde missie
 

- Hoofdstuk 4 - Het begin van onze wereldwijde missie -



4-10

‘Vergiet tranen voor de wereld, niet voor mij’


Het goede wordt vaak op de hielen gezeten door het slechte. Sommige mensen tekenden een snor op mijn gezicht op posters en advertenties, om me op Hitler te laten lijken. Zij noemden me een antisemiet en beweerden dat mijn leer tegen de Joden gericht was. Er waren ook moeilijkheden met de gevestigde christelijke kerken. Omdat steeds meer jonge mensen mij volgden, en ook dominees naar onze boodschap ‘Het Goddelijk Beginsel’ kwamen luisteren, begonnen de gevestigde kerken me tegen te werken. Tenslotte ging links Amerika zich verzetten tegen mijn stellingname dat het Amerika’s taak is, de verspreiding van het communisme in de wereld tegen te houden. Ook zij begonnen naar wegen te zoeken om mijn activiteiten te stoppen.

Terwijl onze populariteit groeide, werden er over mij steeds meer twijfels en onwaarheden verspreid. Jonge mensen, die zo geïnspireerd waren dat ze mijn leer wilden verspreiden, gaven hun studie of werk op, om les te kunnen geven en fondsen te kunnen werven voor ons missiewerk. Het was begrijpelijk dat hun ouders zich zorgen begonnen te maken over hun welzijn.

Mijn campagne ‘Forgive, Love and Unite’ (vergeef, heb lief en verenig), met als doel de Verenigde Staten te beschermen, nadat het land verwikkeld was geraakt in de Watergate crisis, maakte veel tegenstand los bij de links georiënteerde media. Plotseling werden me dingen voor de voeten geworpen die daarvóór niet speelden. De conservatieven beweerden dat ik te liberaal was, en dat mijn leer de traditionele waarden, waaronder familiewaarden, aantastte. Dit, terwijl liefde in het gezin een van mijn centrale thema’s is.

Wat ook meespeelde, was dat veel christenen niet gelukkig waren met mijn nieuwe uitleg met betrekking tot het kruis: ik onderwijs dat Jezus kwam als de Messias, en dat het niet Gods oorspronkelijke plan was dat hij gekruisigd zou worden. Met de kruisiging van Jezus liep Gods plan voor het koninkrijk van vrede averij op. Indien Israël Jezus als de Messias had aanvaard, zou hij een wereld van vrede tot stand hebben gebracht, waarbij culturen en religies uit Oost en West zich zouden hebben verenigd. Jezus stierf echter aan het kruis, en het volledige verlossingswerk werd uitgesteld tot de Wederkomst van de Heer.

Deze visie op het kruis riep veel weerstand op. Het gevolg was dat zowel de gevestigde kerken als de joodse gemeenschap mij als hun vijand gingen beschouwen. Beide groepen probeerden op allerlei manieren mij het land uitgezet te krijgen, ieder met zijn eigen motief.

Uiteindelijk werd ik opnieuw gevangengezet. Ik werkte met mijn hele hart voor maar één enkel doel: ik wilde ervoor zorgen dat de moraliteit in Amerika hersteld werd, en dat Amerika weer een land zou worden dat volgens Gods wil leeft. Men klaagde mij echter aan wegens belastingontduiking. Mijn zestigste verjaardag lag toen al ver achter me.

Tijdens mijn eerste drie jaar in Amerika werden giften vanuit de hele wereld op een New Yorkse bankrekening gestort, die op mijn naam stond, maar alleen voor kerkdoeleinden werd gebruikt. Dit is een gebruikelijke gang van zaken bij een aantal kerkgenootschappen in de VS. De bedragen op deze rekening gaven inkomsten uit rente. Ik werd ervan beschuldigd, deze rente niet bij mijn persoonlijke belastingaangifte over de jaren 1973 tot 1975 als inkomen te hebben opgegeven. De geschatte belasting over dit inkomen was ongeveer $ 7500,-. Normaal gesproken legt men voor iets dergelijks een geldboete op, maar in mijn geval werd anders gehandeld. Ik werd in staat van beschuldiging gesteld, in 1982 veroordeeld, en tenslotte op 20 juli 1984 opgesloten in de Federal Correctional Institution, een gevangenis in Danbury, in de staat Connecticut.

De dag voordat ik naar de gevangenis in Danbury ging, ontmoette ik onze kerkleden in het trainingcentrum ‘Belvedere’ in Tarrytown, New York. Het was een emotionele bijeenkomst. Duizenden volgelingen verzamelden zich die dag in Belvedere, en velen huilden en baden voor mij. Ik verhief mijn stem, en drukte hen op het hart de moed niet te verliezen.

“Ik ben onschuldig”, zei ik. “Ik heb niets verkeerds gedaan. Voorbij Danbury zie ik het stralende witte licht van de hoop opstijgen!” Ik zei hen dat ze geen tranen voor mij moesten vergieten, maar voor Amerika. Ik vroeg hen Amerika lief te hebben en voor het land te bidden. Ik stond voor deze jonge mensen, die door droefheid overmand waren, en hield mijn handen omhoog ten teken van hoop.

De aangrijpende verklaring die ik vlak voor het binnengaan van de gevangenis aflegde, zorgde voor grote opwinding onder religieuze mensen. De Common Suffering Fellowship (Broederschap van Gedeeld Lijden) werd opgericht, een initiatief van een breed spectrum van religieuze leiders. Er kwam een golf van gebeden op gang om mij te ondersteunen. De Common Suffering Fellowship ontwikkelde zich tot een vloedgolf van steunbetuigingen, afkomstig van alle religieuze groepen en godsdiensten: men maakte zich zorgen over de aanval die was ingezet op de godsdienstvrijheid in Amerika.

Op de dag dat ik de gevangenis binnenstapte, wist ik dat ik niets te vrezen had. Ik ken het leven achter de gevangenisdeuren, maar dat was voor de meeste mensen om mij heen niet het geval. Zij vreesden dat mij daar binnen iets zou overkomen; dat mensen die fel tegen mij gekant waren me iets zouden aandoen. Maar ik ging de gevangenis binnen met opgeheven hoofd.



START | TERUG | VOLGENDE

.

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu