Een zeer ijverige student - dr. Sun Myung Moon autobiografie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Snelle navigatie > Hoofdstuk 1: Voedsel is liefde
 

- Hoofdstuk 1 - Voedsel is liefde -



1-8

Een zeer ijverige student


Toen ik tien werd, stuurde mijn vader me naar een traditionele school in ons dorp, waar een bejaarde schoolmeester de Chinese klassieken onderwees. Hier moesten we elke dag een tekst uit een schriftje uit het hoofd leren. Dat was alles. Ik concentreerde me, en kende de inhoud in een half uurtje van buiten. Als ik voor de leraar mijn les kon opzeggen, was ik voor de rest van de dag vrij. Wanneer de oude onderwijzer in de vroege namiddag in slaap sukkelde, verliet ik de school, en trok de natuur in. Hoe meer tijd ik in de heuvels doorbracht, hoe meer eetbare planten ik daar vond. Ik at dagelijks genoeg van dit soort groenten om zonder lunch te kunnen. Daarom ging ik niet meer naar huis voor het middageten.

Op school lazen we de Analecten van Confucius en de werken van Mencius. We kregen ook les in de Chinese lettertekens. In het schrijven was ik een uitblinker. Toen ik twaalf was, gebruikte de leraar de letters die ik geschreven had als voorbeeld voor mijn klasgenoten. Ik wilde liever naar een openbare school dan naar een dorpsschool. Ik vond dat ik meer zou moeten doen, dan alleen teksten van Mencius en Confucius van buiten leren, terwijl anderen zich bezig hielden met vliegtuigen bouwen. Het was april, en mijn vader had het schoolgeld voor het hele jaar vooruit betaald. (In Korea begint het schooljaar in februari, vert.) Hoewel ik dit wist, wilde ik toch van de dorpsschool af, en ik deed mijn uiterste best om mijn vader ervan te overtuigen, mij naar een openbare school te sturen. Ik probeerde ook mijn grootvader en mijn oom te overtuigen. Voor de overstap naar een openbare school voor voortgezet onderwijs moest ik toelatingsexamen doen, en om mij hierop voor te bereiden moest ik naar een voorbereidingsklas. Ik bracht een van mijn neven ertoe om met me mee te gaan naar de privéschool Wonbong, om onszelf voor te bereiden op het toelatingsexamen van onze nieuwe school.

Ik slaagde een jaar later op veertienjarige leeftijd voor mijn examen, en stapte over naar de derde klas van de school in Osan. Ik was later begonnen, maar ik studeerde zo hard, dat ik de vijfde klas mocht overslaan. De school in Osan lag acht kilometer van huis, maar ik spijbelde niet één dag, en was nooit te laat. Wanneer ik onderweg een heuvel op moest, stond een groepje studenten mij op te wachten. Ik liep echter zo snel, dat zij moeite hadden om me bij te houden. Zo liep ik dagelijks over deze bergweg, en het verhaal ging dat er soms tijgers opdoken langs die weg.

De school in Osan was een nationalistische school, gesticht door Yi-sung Hun, die actief was in de onafhankelijkheidsbeweging. Er werd geen Japans onderwezen, en bovendien was het de scholieren niet toegestaan Japans te spreken. Over dit punt had ik echter een andere mening. Ik vond het belangrijk om onze vijand eerst goed te leren kennen, alvorens tegen hem ten strijde te trekken. In 1935 deed ik nòg een overgangsexamen, en kwam in de vierde klas van de openbare school voor voortgezet onderwijs in Jeongju. Op de openbare scholen werden alle lessen in het Japans gegeven. Dus leerde ik de avond vóór de eerste schooldag katakana en hiragana (twee verschillende fonetische manieren om de Japanse taal te schrijven) uit mijn hoofd. Ik kende helemaal geen Japans. Daarom nam ik alle leerboeken tot en met de vierde klas door, en leerde ze in twee weken uit mijn hoofd. Zo begon ik de taal te begrijpen.

Toen ik in 1938 mijn einddiploma behaalde, sprak ik vloeiend Japans. Op de dag van de diploma-uitreiking bood ik aan om een toespraak te houden, voor alle belangrijke mensen van Jeongju. Gewoonlijk wordt in zo’n situatie van een student verwacht, dat hij zijn dankbaarheid betuigt voor alle hulp die hij van zijn leraren heeft gekregen. In plaats daarvan richtte ik me tot iedere leraar afzonderlijk, en bekritiseerde hen. Ik sprak over de problemen van de schoolleiding, die in mijn ogen in haar functioneren tekort schoot. Ook sprak ik over de bijzondere periode in de geschiedenis waarvan we deel uitmaakten, en over de vastberadenheid die mensen in verantwoordelijke posities zouden moeten hebben. Ik hield deze kritische toespraak geheel in het Japans.

“De Japanners moeten zo snel mogelijk hun koffers pakken, en naar Japan terugkeren”, zei ik. “Dit land is ons gegeven door onze voorouders, en alle toekomstige generaties van ons volk moeten hier kunnen wonen”. Ik zei deze dingen in aanwezigheid van het hoofd van de politie, de leider van het district en de burgemeester van de stad. Ik sprak in de geest van oudoom Yun-guk Moon, en zei dingen die niemand anders durfde te zeggen. De aanwezigen waren geschokt. Toen ik het podium verliet, zag ik dat de gezichten van veel toehoorders bleek waren weggetrokken.

Op de dag zelf had dit voor mij geen gevolgen, maar de moeilijkheden begonnen enige tijd later. Vanaf die dag stond ik bij de Japanse politie te boek als iemand die in de gaten moest worden gehouden. Ze begonnen me te volgen, en m’n leven werd moeilijker gemaakt. Toen ik enkele jaren later voor verdere studie naar Japan wilde, weigerde het hoofd van de politie zijn stempel op een formulier te zetten, wat me de nodige problemen bezorgde. De politiechef zag me als een gevaarlijk individu, dat niet in Japan zou mogen worden toegelaten. Daarom weigerde hij het toelatingsformulier af te stempelen. Ik had een flinke woordenwisseling met hem, maar uiteindelijk kon ik hem er toch toe bewegen zijn stempel te plaatsen. Pas daarna kon ik naar Japan vertrekken.



START | TERUG | VOLGENDE

 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu